20
Informatie
Barth-syndroom
Nieuwe test vindt meer patiënten
Ze lagen al een tijdje in de vriezer.
Twaalf spiermonsters die collega-on-
derzoekers uit Nijmegen naar Riekelt
Houtkooper hadden gestuurd, zodat
hij ze kon analyseren in het kader van
zijn onderzoek. Tot er op een dag wat
tijd over was en hij de samples aan zijn
nieuwe meetmethode kon onderwer-
pen. Onverwacht stuitte hij op een
Barth-patiënt. ‘Dat was heel apart’,
zegt de onderzoeker, die meer dan
honderd patiënten met een afwijking
aan demitochondriën screende. Daarvan
bleek er één het Barth-syndroom te
hebben, ook al was hij als zodanig nog
nooit herkend. ‘Mijn co-promotor
Frederic Vaz heeft toen onmiddellijk
contact gezocht met de behandelend arts
van de patiënt - een Duitser naar bleek.’
Patiënten met het Barth-syndroom
hebben een mutatie in het gen met de
naam tafazzine. Hierdoor verloopt de
vorming van het vet cardiolipine ge-
brekkig. Als gevolg daarvan ontstaan
er afwijkingen aan de membraan van
de mitochondriën, kleine celonder-
deeltjes die essentieel zijn voor de
energievoorziening. Het tafazzine-gen
ligt op het X-chromosoom, waardoor
alleen jongens getroffen worden door
de aandoening. De meest opvallende
symptomen zijn hartklachten, spier-
zwakte en een tekort aan witte bloed-
cellen, waardoor patiënten snel last
hebben van infecties. Maar de Duitse
patiënt was anders, vertelt Houtkooper:
Hij had geen vergroot hart en nau-
welijks afwijkingen aan zijn spieren,
was niet extra gevoelig voor infecties,
maar wel verstandelijk gehandicapt.
Vroeger dachten we dat cardiolipine
vooral in het hart nodig was. Omdat
het hart veel energie nodig heeft, leiden
afwijkingen in de energieproductie daar
snel tot problemen,was de gedachte.Dat
beeld moeten we blijkbaar bijstellen.’
De behandeling van Barth-patiënten
bestaat uit medicijnen tegen de hart-
klachten en middelen om het afweer-
systeem op te vijzelen. Soms krijgen
ze een defibrillator geïmplanteerd,
om te voorkomen dat ze plotseling
overlijden aan een hartstilstand. Vroeger
gingen patiënten vaak tijdens hun
kinderjaren dood, nu kunnen ze tot op
volwassen leeftijd overleven. De aan-
doening is zeldzaam: wereldwijd zijn er
105
patiënten officieel geregistreerd,
afkomstig uit een beperkt aantal families.
Hielprik
Houtkooper en zijn collega’s van het
laboratorium Genetische Metabole
Ziekten van professor RonaldWanders,
ontdekten de nieuwe patiënt, uit een
nieuwe familie, met een gevoelige
detectiemethode, die zij zelf ontwik-
kelden. ‘We gebruikten hiervoor een
massaspectrometer, een soort
geavanceerde weegschaal die een
uitgebreid spectrum van fosfolipiden
-
waartoe ook cardiolipine behoort -
kan meten. Het gehalte cardiolipine in
het bloed van patiënten is verlaagd. Maar
daarnaast is het afbraakproduct mo-
nolysocardiolipine verhoogd. De
verhouding tussen die twee getallen
blijkt een veel betrouwbaarder maat te
zijn dan enkel de hoeveelheid cardi-
olipine. Tot nu toe baseerden we ons
bij deze methode alleen op dat laatste.
Onderzoek naar de genmutatie moest de
diagnose dan bevestigen. Nu is ge-
bleken dat we daardoor patiënten
missen.’ Met de nieuwe massaspec-
trometertechniek is het mogelijk om
in één dag de uitslag te hebben. Maar
in hetzelfde lab, onder supervisie van
massaspectrometriespecialist Wim
Kulik, is een nóg eenvoudiger methode
ontwikkeld: een test met het bloed-
spotkaartje, het kaartje waarmee ook
de hielprik wordt uitgevoerd. Voor
die test zijn een paar druppels bloed
voldoende. Ook hierbij is de verhou-
ding cardiolipine/monolysocardiolipine
het ijkpunt. De onderzoekers probeer-
den deze diagnostische test uit op
bloedspotkaartjes van hielprikken uit
het recente verleden en het bleek
mogelijk om zo Barth-syndroompa-
tiënten te detecteren. Het AMC is het
enige ziekenhuis ter wereld dat deze
nieuwe, snelle en betrouwbare test aan-
biedt. Voordeel ervan is dat het materiaal
overal kanworden afgenomen en gewoon
perpostverstuurdkanworden, dus zonder
dure koerier. Een hele uitkomst voor
landen waar soms uit kostenoverweging
wordt afgezien van een onderzoek. ‘De
kans bestaat dat er heel wat mensen met
Barth-syndroom rondlopen zonder het
zelf teweten’,zegt Houtkooper.‘Het groot-
ste deel van de bekende patiënten woont
in de Verenigde Staten. In Nederland
zijn er tot nu toe ongeveer tien bekend,
relatief veel voor een klein land.Andere
landen registreerden juist heel erg weinig
patiënten,maar we kunnen ons niet voor-
stellendat dit klopt.’ DatNederland voorop
loopt in de diagnose hangt samen met
de onderzoekslijn die de ontdekker en
naamgever van de ziekte, kinderneuro-
loog Peter Barth, hier opzette. Tot zijn
emeritaat in november 2002 werkte hij
in het AMC als hoogleraar Erfelijke ziek-
ten van het zenuwstelsel.
De stofwisselingsziekte komt zo weinig
voor dat ook veel artsen de aandoening
niet herkennen. ‘Eigenlijk willen we
iedereen screenen die mogelijk het
Barth-syndroom heeft. Dus ook die-
genen met alléén spierzwakte, of alléén
hartspierzwakte of alléén een tekort
aan witte bloedcellen. Onderzoek bij
dit soort patiënten kan ons op het
spoor van mogelijke therapieën zetten.’
Aanwijzingen uit gist
Zelf zette Houtkooper al een klein
stapje in die richting door onderzoek
te doen bij gistcellen die het tafaz-
zine-gen missen. ‘Een aantal eiwitten
bleek extra actief in dergelijke gist-
cellen’, vertelt de promovendus. ‘Zo
Met een nieuwe test spoorde AMC-promovendus Riekelt Houtkooper een onbekende patiënt met het Barth-
syndroom op, een zeldzame erfelijke stofwisselingsziekte. Zijn symptomen wijken af van wat gebruikelijk is.
Dat doet vermoeden dat er meer mensen met de aandoening rondlopen zonder juiste diagnose.
Dat doet vermoeden dat er meer mensen met de aandoening rondlopen zonder juiste diagnose