Informatie
22
Monogenetische aandoeningen bestaan niet’
Dr. Francjan van Spronsen is sinds 2001 kinderarts metabole ziekten in het UMC Groningen. Zijn specialitei-
ten zijn tyrosinemie en PKU. Tevens is hij de voorzitter van de Adviescommissie Neonatale Screening Metabole
Ziekten. In een gesprek vertelt hij over zijn onderzoek en kijk op de neonatale hielprikscreening. ‘Voor som-
mige kinderen vind ik dat de stempel stofwisselingsziekte te vroeg gedrukt wordt.’
Invloed van genen en omgeving zijn bepalend in verloop ziekte
Van Spronsen vertelt enthousiast
over zijn tyrosinemie en PKU onder-
zoek. Hij is gedreven om uit te voge-
len hoe de ziekten in elkaar zitten,
hoe het komt dat patiënten ondanks
hun strenge dieet nog problemen
houden, en hoe het (nog) beter kan.
De aanleiding van het tyrosinemie
onderzoek, wat nu van start is ge-
gaan, is dat de ontwikkeling van de
patiënten minder is dan gedacht. ‘In
Canada blijken de patiënten wel een
normale ontwikkeling te hebben’,
vertelt Van Spronsen. Een verklaring
voor het verschil tussen Europese en
Canadese patiënten is er nog niet. ‘In
Canada is de populatie homogener
wat betreft de DNA mutaties. In het
Westen zijn meerdere verschillende
afwijkingen in het DNA (mutaties),
die tyrosinemie veroorzaken. Mis-
schien hebben patiënten in Canada
naast hun mutatie voor tyrosinemie
nog een mutatie die een beschermende
werking heeft voor effecten van tyro-
sine of phenylalanine.’ In Europa zijn
bijvoorbeeld patiënten met tyrosine-
mie die geen dieet en medicijnen
nodig hebben en normaal functione-
ren, ondanks dat zij familieleden ver-
loren hebben aan de ziekte met
dezelfde mutatie. ‘We weten nog zo
weinig van deze ziekte.’
Onderzoek
Om er achter te komen wat de oor-
zaak is van de achterstand in ontwik-
keling bij tyrosinemiepatiënten, wordt
gekeken of concentraties phenylala-
nine en tyrosine in het bloed stabiel
zijn gedurende de dag. Verklaart een
mogelijk te lage phenylalanine con-
centratie de achterstand in ontwikke-
ling of is wellicht een te hoge tyrosine
concentratie giftig voor de hersenen?
Van Spronsen: ‘Door een lage hoe-
veelheid extra phenylalanine te geven,
kijken we wat er in het bloed gebeurt.
Het vervelende is wel dat een groot
deel van de phenylalanine in tyrosine
omgezet zal worden. De vraag is hoe
we de balans kunnen vinden.’ Tyro-
sine is een aminozuur dat in ons
voedsel voorkomt. Ook wordt tyro-
sine in ons lichaam gevormd uit phe-
nylalanine (ook een aminozuur dat in
ons voedsel zit). Tyrosine wordt voor-
namelijk in de lever afgebroken. In
tyrosinemie type 1 ligt het defect in
de laatste stap van de tyrosine afbraak.
Tyrosinemie type 1 treedt op als het
enzym fumarylacetoacetase niet goed
werkt. De stofwisselingsproducten
(
metabolieten) van tyrosine zijn giftig
voor de lever en nieren en kunnen le-
verfalen en leverkanker veroorzaken.
Een van deze metabolieten is succi-
nylaceton. Dat is tevens de stof waar-
mee men in het laboratorium de
diagnose voor tyrosinemie type 1 kan
stellen. Aan het tyrosinemie onderzoek
doen zes patiënten in Groningen mee.
Er worden dag- en weekcurves bepaald
zonder het geven van phenylalanine
en daarna worden metingen verricht
na het geven van phenylalanine. Het
onderzoek zal in het najaar van 2011
klaar zijn. In een vervolgonderzoek
wil Van Spronsen kijken of er ver-
schil in neuropsychologische testen
is na het geven van phenylalanine.
Voor dat onderzoek hebben we mis-
schien wel 30 patiënten nodig en
daarvoor zullen we moeten samen-
werken met centra uit landen, zoals
Frankrijk, Canada, Engeland en
Duitsland.’ Voor dat onderzoek is een
internationale klinische database met
ondermeer gegevens over leverkanker,
nierproblemen en leerproblemen
nodig. Op dit moment is er alleen
een internationale biochemische da-
tabase, met informatie over bloed- en
urinewaarden.
Kwaliteit van leven verbeteren
Naast het bekijken van de tyrosine en
phenylalanine concentratie, worden
in het tyrosinemie onderzoek ook
succinylaceton en NTBC waarden
gemeten. NTBC is het medicijn dat
sinds 1992 aan tyrosinemiepatiënten
gegeven wordt. NTBC remt de wer-
king van een enzym dat een aantal
stappen eerder in de tyrosine af-
braakroute zit. Zo wordt de vorming
van schadelijke metabolieten tegen
gegaan en leverschade zoveel moge-
lijk voorkomen. ‘In het verleden
gaven we veel NTBC, maar nu zijn
we voorzichtiger. Vroeger lag de
focus op het in leven houden van de
patiënten met leverfalen, nu kunnen
we ons ook richten op de kwaliteit
van leven, zegt Van Spronsen. Nor-
maal gesproken worden er bij patiën-
ten elke drie maanden bloedwaarden
bepaald en wordt de behandeling met
NTBC of dieet zo nodig aangepast.
Door inzicht te krijgen in de balans
tussen de verschillende stoffen, kan
de behandeling scherper afgestemd
worden op de patiënt, maar dat
vraagt vaker om een analyse van stof-
fen in het bloed. We lopen tegen
nieuwe vragen aan. Kennen we de
ziekte gewoon nog niet goed genoeg?
Werden de leer- en ontwikkelings-
problemen vroeger gewoon niet ge-
zien, omdat patiënten overleden?
Komen de leer- en ontwikkelingspro-
blemen door de impact van de ziekte
(
ziekenhuisopnames e.d.) of is de be-