Maart 2012
29
(
oedeem), vocht rond het hart (cardiale effusie), vocht in de buik (ascites) of vocht rond de longen
(
pleurale effusie). Als het heel ernstig is, kan het vocht overal tegelijk ophopen (anasarca). De
vochtophoping kan soms erger worden. Het kan zelfs zorgen voor een te zware belasting van het
hart en hartfalen.
Tijdens poliklinische controle wordt navraag gedaan naar klachten van vochtophoping. Er wordt
ook lichamelijk onderzoek gedaan. In het bloed wordt gekeken naar de hoeveelheid albumine. Bij
langdurige of ernstige vochtophoping is het soms nodig om vochtafdrijvende medicijnen te
gebruiken. Soms wordt extra albumine gegeven met behulp van een infuus.
Skeletproblemen
Bij patiënten is soms een verminderde opbouw van de botten (osteopenie). Dit geeft een iets
hogere kans op botbreuken. Daarnaast kunnen de volgende skeletproblemen ontstaan:
-
Vervorming of draaiing van de wervelkolom (scoliose).
-
Bochel van de wervel (kyfose).
-
Vervormingen van de borstkas, zoals een kippenborst (pectus carinatum).
-
Standsafwijkingen (contracturen) van de gewrichten, waardoor de gewrichten minder goed
kunnen bewegen.
Er wordt ongeveer één keer per twee jaar een speciale röntgenfoto (DEXA-scan) gemaakt.
Daarmee wordt de botdichtheid gecontroleerd. Daarnaast worden soms röntgenfoto’s gemaakt
van de wervelkolom om te kijken naar vervormingen.
Vitamine D en calcium zijn erg belangrijk voor een goede botopbouw. Het is dus belangrijk om bij
de voeding hier aandacht aan te besteden. Bij een erg slechte botopbouw kan een medicijn
(
bisfosfonaat) verbeteringen geven. Om standsafwijkingen of vervormingen zo veel mogelijk te
voorkomen, is het belangrijk zo veel mogelijk te bewegen. Hierbij kan een fysiotherapeut u
begeleiden.
Als sprake is van vervormingen, wordt u doorverwezen naar een orthopeed. Dat is een specialist
op het gebied van het skelet en gewrichten. Hij onderzoekt de vervormingen precies door
lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s en eventueel een (röntgen)scan. Daarna geeft hij advies over
de beste behandeling, zoals een korset of brace of een operatie. Verder kunnen specifieke
hulpmiddelen of aanpassingen nodig zijn. Hiervoor wordt u doorverwezen naar een revalidatie arts
of ergotherapeut. Hij kijkt welke hulpmiddelen of aanpassingen nodig zijn en zorgt hiervoor.
Psychiatrische problemen
Naast neurologische problemen kunnen ook psychiatrische problemen ontstaan. Er kan
bijvoorbeeld sprake zijn van een angststoornis. De internist kan in dat geval doorverwijzen naar
een psycholoog of psychiater. Hij bekijkt en behandelt de problemen dan verder.
Laboratoriumonderzoek
Bij poliklinische controle wordt bloedonderzoek gedaan. Hierbij wordt vooral gekeken naar de
leverwaarden, de nierwaarden, albumine, de stolfactoren en verschillende hormonen. Ook wordt
gecontroleerd op eiwitten in de urine.
De uitslagen van het laboratoriumonderzoek worden, in principe, binnen vier weken met u
besproken. Soms spreken u en uw behandelaar samen af om alleen bij een afwijkende uitslag dit
door te geven.