Mei 2012
7
Chronische progressieve vorm
Langdurig bestaande aspecifieke klachten. Diagnose wordt soms pas gesteld tijdens een acute
metabole ontregeling.
Symptomen:
•
Failure to thrive, chronisch braken, anorexie, osteoporose, hypotonie, psychomotore retardatie,
recidiverende infecties (met name candida).
Laboratorium bevindingen bij presentatie:
Meestal is sprake van een mengbeeld van metabole acidose, in combinatie met verhoogde
waarden van lactaat en ammoniak, welke mild kunnen zijn. Vaak zijn er aanwijzingen voor
beenmergdepressie (neutropenie, trombopenie, pancytopenie). Serum glucose kan afwijkend zijn,
zowel verhoogd als verlaagd. Bevindingen passend bij dehydratie en elektrolytstoornissen kunnen
voorkomen (o.a. hypocalciëmie).
Niveau 3
Studies tonen aan dat de uitkomst voor patiënten met een neonatale presentatie van MMA
slechter is in vergelijk tot die van de late onset. De mortaliteit is twee keer zo hoog en
gemiddeld is zowel de motorische en neurologische ontwikkeling slechter.
(
de Baulny et al., 2005;Dionisi-Vici et al., 2006)
2.2
Diagnostiek
•
Bloed acylcarnitine analyse: verhoging propionylcarnitine concentratie.
•
Urine organische zuren analyse: methylmalonzuur, proprionzuur, methylcitraat, 3-Hydroxy
isovaleriaanzuur en 3-hydroxypropionzuur.
•
Enzymdiagnostiek: partiële of complete MCM deficiëntie (respectievelijke mut
-/
mut
0)
of
adenosylcobalamine deficiëntie (AdoCb1 waarbij cb1A of cb1B)
en/of
•
DNA-diagnostiek: Mutatie-analyse MUT, MMAA en MMAB.
Aanvullend onderzoek
•
Op indicatie beeldvorming van hersenen, bij voorkeur MRI.
•
Onderzoek naar MMA bij broertjes/zusjes.
Niveau 3
Opname van MMA in de hielprikscreening zorgt in vergelijking tot de klinisch gediagnosticeerde
groep voor een gelijke incidentie, minder symptomen ten tijde van het stellen van de diagnose
(50%
afname) en een significant lagere mortaliteit en kleinere ontwikkelingsachterstand.
(
Dionisi-Vici et al., 2006;Horster et al., 2009).
Niveau 3
Patiënten met mut
0
en met cb1B hebben een hogere morbiditeit, mortaliteit en meer
neurologische complicaties dan patiënten met en mut
–
of cb1A.
(
Horster et al., 2007)
2.3
Behandeling
De behandeling van patiënten met MMA bestaat uit onder andere een natuurlijk eiwitbeperkt
dieet, l-carnitine suppletie en een individueel noodprotocol. Indien sprake is van cobalamine
(
vitamine B12) responsiviteit kan dit worden gesuppleerd.