Wisselstof mei 2012 - page 19

17
eten bij di-
g
Meten, wegen en schatten
Voor de praktische uitvoering van het dieet leren ouders en
patiënten gebruik te maken van een weegschaal en een
maatbeker. In de praktijk blijken ouders/patiënten meer over
te gaan op “schatten”. Zij meten op het oog de hoeveel-
heden zonder weegschaal en maatbeker. Ook rekenen
gebeurt niet meer altijd bewust, er wordt niet dagelijks
precies opgeteld hoeveel er gebruikt is. In de studie hebben
we gekeken hoe ouders en patiënten in de praktijk het dieet
uitvoeren. Daarbij was de vraag of er een verschil is in de
bloeduitslagen als de patiënten verschillende methoden
gebruiken. De vragenlijst laat zien welke soort vragen zijn
gesteld om dit te weten te komen.
We zagen in de studie dat er vooral op jonge leeftijd meer
gebruikt wordt gemaakt van wegen en meten, maar de
oudere kinderen en volwassen patienten gebruiken schatten
veel meer.
Geen invloed
De manier van vaststellen bleek geen invloed te hebben op
de bloedwaarden en het is goed om te weten dat beide
methoden goed kunnen werken en dat het voor de patiën-
ten praktisch kan zijn om in verschillende situaties ook
allebei goed te kunnen toepassen.
We moeten ons hierbij wel realiseren dat je om goed te leren
schatten wel eerst moet wegen en rekenen. Dat geldt voor
het aanleren van het dieet door ouders van een jonge
patiënt, maar ook voor ouder wordende kinderen, die steeds
meer zelf verantwoordelijk worden voor het dieet. Zij moe-
ten eigenlijk eerst gevoel krijgen voor hoeveelheden door
echt te wegen en te meten om vervolgens goed te kunnen
leren schatten. Dat wordt wel eens vergeten of overgesla-
gen. Ook is het goed om die methode te kiezen die goed bij
je past, die een veilig gevoel geeft en tot goede resultaten
leidt wat betreft bloeduitslagen.
Greet van Rijn
Vragenlijst
Voor de inventarisatie van de wijze waarop patiënten
het dieet toepassen, werden een aantal vragen
gesteld. Om een indruk te krijgen, staan hieronder
een aantal voorbeeldvragen, waarbij meerdere
antwoorden per vraag mogelijk waren.
1. Voor het afmeten van het aminozuurmengsel
maak ik gebruik van:
a) Een weegschaal; b) Een maatschepje;
c) Een (eet)lepel; d) Een voorverpakt product
bijv. sachets, repen, capsules
2. Ik tel dagelijks de hoeveelheid die gebruikt
mag worden naast de vrij toegestane producten.
a) Ja; b) Nee; c) Af en toe
3. Ik gebruik thuis de weegschaal voor het
opscheppen van de warme maaltijd:
a) Altijd; b) Nooit; c) Af en toe
4. Als ik bij vrienden of familie de
warme maaltijd gebruik:
a) Maak ik gebruik van een weegschaaltje,
b) Schat ik met opscheplepels de hoeveelheden
• Als ik met vakantie ga
a) Eet ik in een restaurant; b) Kook ik zelf
5. Het dieet wordt aangepast aan de bloeduitslagen;
wanneer er geen duidelijke verklaring is voor een
te hoge waarde, wordt het dieet verminderd;
hoe gebeurt dat bij u meestal?
a) De hoeveelheid die totaal per dag gebruikt mag
worden, wordt verminderd; b) Een dagelijks
gebruikt voedingsmiddel, bijvoorbeeld aardappel
wordt verminderd; c) U let strikter op incidentele
extraatjes
6. Variaties in het eetpatroon,
hierbij maak ik gebruik van:
a) De variatielijst die bij het dieet hoort;
b) De verpakkingen waarop de voedingswaarde (eiwit)
staat vermeld; c) Eigen parate dieetkennis in de
gewenste producten; d) Mijn eigen ervaring,
“op gevoel”
7. Patates frites wordt gebruikt als onderdeel
van de warme maaltijd en als snack. Hoe bepaalt
u de hoeveelheid frites?:
a) Het is een afgepaste
portie; b) Schat met opscheppen in lepels;
c) Op het oog op het bord; d) Weeg het af; e) Niet
1...,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18 20,21,22,23,24,25,26,27,28
Powered by FlippingBook