Mei 2016
10
Een andere kleuring voor mitochondriële proliferatie is de Succinaat Dehydrogenase-
kleuring. Een sterkere, donkere aankleuring voor SDH is het meest sensitief en specifiek voor
een mitochondriële proliferatie. In de COX-kleuring voor cytochroom oxidase kan men in
spierweefsel in alle type spiervezels een verminderde aankleuring treffen. Dit wordt
aangeduid als COX-negatieve vezels.[neuromuscular.edu] Afwezigheid van COX-functie is
bewijzend voor mitochondrieel lijden.
o
Mitochondrieel en kern DNA:
Het mitochondrieel DNA wordt gesequenced met behulp van
NGS. Het hele genoom wordt in kaart gebracht met whole genome sequencing. NGS is in
staat om met een drempelwaarde van 2% (bekende pathogene genen) en 5% (overige
genen) mutaties in het mitochondrieel genoom te ontdekken. Een mutatie wordt pathogeen
beschouwd als het meer dan 16% heteroplasmie vertoont. Voorafgaand aan de analyse van
het mtDNA wordt POLG1 met behulp van Sanger sequencing geanalyseerd. Een volgende
stap is Whole Exome Sequencing van de nucleaire genen met een mitochondrieel genfilter
middels NGS. Indien dat niets oplevert, is een laatste stap Open Whole Exome Sequencing,
waarbij alle nucleaire genen worden geanalyseerd.
o
Respiratoire keten enzym activiteit analyse
na isolatie van mitochondriën uit het spierbiopt
wordt de activiteit van de afzonderlijke OXPHOS complexen en de citraatsynthetase
gemeten en weergegeven in percentages. Bij Leigh wordt een daling in zuurstofconsumptie
in één of meerdere complexen gezien. De individuele functie van complex I t/m V en
citraatsynthetase worden berekend en weergegeven in percentages ten opzichte van
normaalwaarden.
Klinisch beeld:
Een onverklaarde dystonie, verlies of het niet bereiken van motorische mijlpalen,
een failure-to-thrive al dan niet in combinatie met visusproblemen of oogbewegingsproblemen
zijn erg verdacht voor mitochondrieel lijden.
Biochemisch beeld
Onderzoek van de respiratoire keten analyse kan een verlaagde activiteit van één of meerdere
complexen vertonen. Thorburn en Rahman tonen aan dat geïsoleerde defecten in complex I en
complex IV het meest voorkomen. Biochemisch onderzoek naar Complex I deficiënties verricht
door Fassone en Rahman meldt dat tot 30% van alle mitochondriële aandoeningen veroorzaakt
wordt door een defect in complex I. Enkele mutaties kunnen een gecombineerde OXPHOS
deficiëntie geven.
Aanvullend onderzoek
Beeldvorming: MRI-hersenen en MRS cerebrum
Op de MRI kan het Leigh syndroom zich variabel presenteren, maar meestal is er één of zijn er
meerdere basale kern(en) betrokken bij het ziekteproces. Het sterkste bewijs voor Leigh zijn
bilaterale, symmetrische, hyperintense afwijkingen in de basale ganglia (in het bijzonder het
putamen), het putamen en/of in de hersenstam op de T2-gewogen opname of op de FLAIR
opname van de hersenen. Op de T1-gewogen opnames zijn aangedane gebieden hypointens.
Pathologische kenmerken zijn microcysteuze cavitaties, vasculaire proliferatie, neuronaal verlies en
demyelinisatie van de middenhersenen, de basale ganglia en nucleus dentati in het cerebellum en
incidenteel in de witte stof. Unilaterale of asymmetrische afwijkingen pleiten tegen Leigh. Hoewel
Leigh een aandoening is van de grijze stof, kunnen er atypische witte stof afwijkingen infra en
supratentorieel voorkomen. Incidenteel worden er subcorticale witte stofafwijkingen gezien.
Niveau 1
In een systematic review gedaan door Lake et al. (2015) wordt bilateraal,
symmetrische hyperintensiteit van de basale kernen op de T2-gewogen opnames,
toegeschreven aan Leigh.
Gebieden en kernen die op de T2-gewogen opnames hyperintense laesies kunnen vertonen zijn: de