Zorgpad mitochondriële deletie syndromen - page 13

Mei 2016
13
mtDNA afgenomen is ten opzichte van het kernDNA (= depletie). Defecten in genen betrokken bij
de replicatie van mtDNA en het behoud van de deoxynucleotide pool zijn hier meestal
verantwoordelijk voor. Vaak gaat het hierbij om recessieve aandoeningen veroorzaakt door
mutaties in het nDNA. Ook mtDNA multipele deleties (in spierweefsel) zijn vaak secundair aan
defecten in het nDNA. Bij betrokkenheid van het nDNA kan de overerving autosomaal dominant,
autosomaal recessief of X-linked zijn. Inmiddels zijn van circa 200 nDNA coderende genen mutaties
bekend die betrokken zijn bij mitochondriële ziekten. Het fenotype van een mutatie kan
aanzienlijke variëren tussen families, maar ook binnen een familie. Aminoacyl-tRNA synthetases
(aaRSs) spelen een belangrijke rol bij de juiste translatie van de genetische code. Ze worden
gecodeerd door het nDNA en spelen een rol bij zowel de mitochondriële als de cytosolic eiwit
synthese. De laatste jaren zijn in toenemende mate mutaties gevonden (vaak recessief) in de
aaRSs groep welke geassocieerd zijn met een divers phenotype. Hier volgen enkele voorbeelden:
mutaties in DARS2 (leukencephaloptahie met betrokkenheid van de hersenstam en myelum en
lactaat verhoging), RARS2 (pontocerebellar hypoplasia type 6), YARS2 (myopathie, lactaat acidose
en sideroblastische anemie), FARS2 (klinisch beeld gelijkend op Alpers' syndroom).
2.4 Behandeling
Er is geen behandeling beschikbaar die mitochondriële ziekten kan genezen. De behandeling is nu
met name symptomatisch: de behandeling is erop gericht om zo min mogelijk last te hebben van
de gevolgen van de mitochondriële ziekte. In het volgende hoofdstuk (‘begeleiding’) wordt de
behandeling van de meest voorkomende symptomen bij mitochondriële ziekten besproken.
Medicatie
Een Cochrane review uit 2012
1
heeft uiteindelijk 12 artikelen bestudeerd die voldeden aan de
inclusie criteria. Er werd geconcludeerd dat er op dit moment geen bewijs is voor medicamenteuze
behandeling bij mitochondriële ziekten. Bijwerkingen waren zeldzaam behalve zenuwbeschadiging
bij langdurig gebruik van dichloroacetaat. Hieronder volgt een samenvatting van de trials die
bestudeerd zijn:
1 trial met hoge doses coenzyme Q10: geen klinische verbetering
3 trials met creatine monohydraat: 1 trial rapporteerde verbetering van de spierkracht en
biochemische metingen, maar 2 trials toonden geen voordeel.
1 trial met combinatie van coenzyme Q10, creatine monohydraat en lipoic acid: deze vond een
significante verbetering in biochemische parameters en enkel kracht, maar geen klinische
verbetering.
5 trials bestudeerden het effect van dichloroacetaat. 3 trials bij kinderen vertoonden een
significante verbetering in biochemische parameters, maar geen klinische verbetering. 1 trial
bij volwassenen vond geen klinische verbetering op de korte termijn. Een andere trial was
voortijdig gestopt vanwege bijwerkingen op de langere termijn.
1 trial met dimethylglycine toonde geen significant effect op biochemische markers terwijl een
andere wel verbetering zag in biochemische parameters maar geen klinische verbetering.
Er zijn enkele uitzonderingen:
Coenzym Q10 behandeling bij enkele families met een deficiëntie in coQ10 pathway.
Thiamine en biotine suppletie bij een thiamine transporterdefect.
Bij MELAS patiënten kan arginine behandeling overwogen worden aangezien een studie (niet
geblindeerd) een afname in de frequentie en ernst van de stroke-like episodes liet zien versus
placebo.
1
Pfeffer G et al. Treatment for mitochondrial disorders. Cochrane Database Syst Rev. 2012 Apr 18;4:CD004426.
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,...32
Powered by FlippingBook